Meer dan woorden

Je kunt niet ‘niet’ communiceren. Woorden maken slechts 20% uit van de communicatie die we voeren. De overige 80% wordt bepaald door non-verbale communicatie.

 

Deze non-verbale communicatie wordt ook wel eens analoge taal genoemd. Ze omvat gebaren, mimiek, stemvolume, spreeksnelheid, stemkleur, afstand en lichaamstaal. 

Wanneer je spreekt is het van belang dat je lichaamstaal je gesproken taal ondersteunt. Alleen zo kom je geloofwaardig over. Wees je dus bewust van datgene dat je uitstraalt! 

Aan non-verbale communicatie kunnen echter ook verschillende interpretaties gegeven worden. Wat betekent het wanneer iemand geeuwt terwijl je hem aanspreekt? Of waarom leunt de vader van Sven achterover tijdens het gesprek? Hoe ervaart de moeder van Zahara het dat je haar in de ogen kijkt terwijl je met haar praat? Hoe komt jouw ooggerol over wanneer Loïc’s vader vraagt hoe zijn resultaten waren? 

Wanneer de non-verbale communicatie voor verschillende gesprekspartners een verschillende betekenis heeft kan dit wel eens tot misverstanden gaan leiden. Dit kan op basis van: 

  • Oogcontact. In westerse samenlevingen wordt het niet aankijken van personen waartegen men spreekt vaak geïnterpreteerd als ongeïnteresseerdheid, onbeleefdheid, verlegenheid, oneerlijkheid of dat men iets te verbergen heeft. In niet-Westerse culturen is de ogen neerslaan vaak een teken van respect. Iemand in de ogen kijken is dan brutaal en getuigt net van een gebrek aan respect.
  • Zwijgen. In sommige culturen betekent zwijgen een manier om aan te geven dat je op een andere golflengte zit. Ook kun je zwijgen uit respect voor die persoon die jou aanspreekt.
  • Afstand en aanraken. Samenlevingen en mensen verschillen in wat men aanvaardbaar vindt in afstand en aanrakingen. Soms gelden hiervoor specifieke regels tussen de verschillende geslachten. Zo zullen sommige vrouwen of mannen bijvoorbeeld  weigeren om een vreemde van het andere geslacht een hand te geven bij een ontmoeting. Een leerkracht op huisbezoek kan hierdoor in verwarring geraken.
  • Op tijd komen. Wij accepteren te laat komen niet. In sommige contexten is de relatie met mensen uit de eigen groep of het afwerken van iets waar je mee bezig bent, belangrijker dan de afspraken die nog komen. 

(Bronnen: Hoffman, 2006 Hoffman, E. (2006). Interculturele gespreksvoering: theorie en praktijk van het TOPOI-model. Houten : Bohn Stafleu Van Loghum. ; Langedijk, 2010 Langedijk, A. (2010). Communiceren met ouders? Maak er werk van! Amsterdam, Uitgeverij SWP.  ; Pinto, 2007 Pinto, D. (2007). Interculturele communicatie. Een stap verder. Houten: Bohn Stafleu van Loghum. )

Klasse vat enkele tips samen in een gesprekskaartje: 

Creative Commons License