Basiskennis om talensensibiliserend les te geven
Leerkrachten hoeven, met uitzondering van de vreemdetaalvakken, niet alle talen die bij talensensibilisering aan bod komen te beheersen om er aandacht aan te schenken. Dit omwille van twee redenen ( Van Gorp, 2011 Van Gorp, K. (2011). ’t Is goe, juf, die spreekt mijn taal! Wetenschappelijk rapport over talensensibilisering in de Vlaamse onderwijscontext. Literatuurstudie praktijkgericht onderwijsonderzoek in opdracht van de Vlaamse Onderwijsraad (Vlor). , p. 114-115):
- Talensensibilisering kan heel zin- en kwaliteitsvol zijn zonder dat de leerkracht de besproken talen (perfect) beheerst.
- Leerlingen, ouders en collega’s kunnen, als gebruikers van hun moedertalen of kenners van bepaalde vreemde talen of dialecten, de expertrol opnemen. Zij vormen, als sprekers en/of schrijvers van die talen, inspiratiebronnen voor de leerkrachten die talensensibiliserend lesgeven.
Aangezien talensensibilisering niet om een aparte vakinhoud gaat maar eerder over een onderliggende basishouding is de uiteraard ook de grondhouding van leraren tegenover meertaligheid van doorslaggevend belang ( Entiteit Curriculum, 2005 Entiteit Curriculum (2005). Taalsensibilisering en taalinitiatie: 10 vragen. ; Devlieger e.a., 2012 Devlieger, M. e.a. (2012). Is die taal van ver of van hier? Wegwijs in talensensibilisering van kleuters tot adolescenten. Leuven/Den Haag: Acco. , p. 33-34).
Hierbij is het wel een vereiste dat de leraar een expert is in het vinden en uitbuiten van gelegenheden en mogelijkheden die leerlingen in staat stellen hun kennis over talen en culturen in te brengen en andere talen en culturen te ontdekken. Je moet als leerkracht dus ‘taalgevoelig’ en ‘taalbewust’ kunnen denken en handelen in je dagelijkse klaspraktijk. Daarbij bouw je inzicht op in taal als een integraal onderdeel van de inhouden, of het nu om wiskunde, scheikunde, geschiedenis of muzische opvoeding gaat, en in de wijze waarop leerlingen vanuit hun talige achtergrond een bijdrage kunnen leveren aan die inhouden. Net die veelheid aan invalshoeken brengt leerlingen dichter bij de doelstellingen van talensensibilisering: bewustwording van en openheid voor taaldiversiteit in de wereld rondom ons.
Illustratie: De leerkracht plastische opvoeding dicteert de benodigdheden die de leerlingen moeten meebrengen voor de nieuwe opdracht. Bij het noemen van een zakje zand, steekt Farha, een leerlingen die drie jaar geleden uit Algerije is overgekomen, haar vinger op: welk soort zand moet het zijn? Ze doet een poging om haar vraag te verduidelijken (“scherp zand…of nee, niet-blinkend zand…nee”) maar geeft op en noemt drie soorten zand in het Berber. De leerkracht, die deze woorden niet begrijpt, begrijpt wel dat dit een uitgelezen kans is voor een talensensibiliserend moment: zou het kunnen dat die woorden niet bestaan in het Nederlands? En hoe zou dat komen? Denken de leerlingen dat er in Algerije evenveel woorden zijn voor soorten neerslag als in België? Er ontspint zich een gesprek waarbij de leerlingen tot de conclusie komen dat taal sterk afhankelijk is van de omgeving waarin we leven: je hebt geen tien verschillende woorden voor zand nodig als je niet in de woestijn leeft en omgekeerd: je hebt geen tien verschillende woorden voor neerslag nodig als het amper regent waar je woont.
Voorbeelden van aanknopingspunten voor talensensibilisering binnen verschillende gebieden:
- Wiskunde en scheikunde zijn leerdomeinen die over een geheel eigen taal beschikken. Als leerkracht kun je ingaan op specifieke kenmerken van wiskunde-en scheikundetaal: de sterk afgelijnde woordenschat, maar ook de universele ‘taal’ van cijfesr, symbolen en formules. Berichten uit de wetenschappelijke actualiteit bieden ook aanknopingspunten. Hoe komt het dat wetenschappers over de hele wereld zoveel samenwerken? Is het gemakkelijk om samen te werken voor wiskundigen/scheikundigen? Zou dat met wetenschappers uit andere domeinen, bijvoorbeeld psychologie even gemakkelijk zijn? Waarom wel/niet? Welke taal zouden die dan gebruiken?
- In de levensbeschouwelijke vakken kan ingegaan worden op de oorsprong en de oorspronkelijke betekenis van woorden en zinnen uit de liturgie. Die zijn vaak tot formules verworden. Weten de leerlingen wat ‘amen’ betekent? Ook op de oorsprong en betekenis van namen kan ingegaan worden. In veel godsdiensten is de naam van God geheim. Zo zijn de namen van Allah en van Confucius geheim en ook die van veel Egyptische godheden. De naam Jahweh is ook maar een invulling van d e letters YHWH die in het Hebreeuwse Oude Testament staat en die niet uitgesproken werd. Er bestaan volksstammen in Australië en Nieuw-Zeeland die hun leden twee namen geven: een publieke voor algemeen gebruik en een geheime naam die alleen de nauwste gemeenschapsleden en God kennen. Het is interessant om te vragen wat de leerlingen daarvan vinden. Weten ze of hun naam een betekenis heeft? Hadden ze liever een andere naam gehad? Noemen hun ouders hen soms ook anders, door bijvoorbeeld een koosnaam te gebruiken? In wat verschilt die koosnaam van een bijnaam die je van je vrienden krijgt?
- ...