Verschil in hulpbronnen

Oefening

Doelstellingen

  • Onderzoeken wat we vinden en verwachten van anderen met een andere economische achtergrond.
  • Nagaan hoe we ons oordeel laten beïnvloeden door verschillen in hulpbronnen (geld, middelen en materialen). 

Timing



Middellang (groot deel van een lesuur/volledig lesuur)

Richtlijnen

Met wie?

  • Deze oefening wordt gemaakt in 4 of 5 groepen van telkens 3 tot 5 personen.

Voorbereiding

  • Grote vellen papier (A3 of flipover).
  • 5 goed afsluitbare tassen met de volgende materialen voor elk van de 5 groepen:
    • Groep 1: gewone potloden en één kleurpotlood.
    • Groep 2: Gewone potloden, kleurpotloden, kleurkrijt, assortiment gekleurd tekenpapier.
    • Groep 3 en 4: Gewone potloden, kleurpotloden, kleurkrijt, assortiment gekleurd tekenpapier, een schaar, markeerstiften, lijm.
    • Groep 5: Gewone potloden, kleurkrijt, assortiment gekleurd tekenpapier, een schaar, markeerstiften, lijm, linialen, kleurstiften, plakband, glitter, linten, stencils en verder alles wat je maar kunt bedenken waarmee de groep zijn voordeel kan doen. 

Opdracht

Naar: Bymes, D.A. (1995). “Teacher, They Call Me a _____!” Confronting Prejudice and Discrimination in the Classroom. Logan: Utah State Office of Education. Vertaald in: Vos, R. & Bouteh K. (2009). Deskundigheidsbevordering Intercultureel Werken. Almere: Pharos en Gemeente Almere. 

  • Elke groep krijgt een tas met materiaal. De begeleider zorgt ervoor dat iedereen duidelijk ziet wie welke tas krijgt maar geeft geen commentaar op de inhoud van de tassen. Wanneer mensen vragen waarom de inhoud van de tassen verschilt luidt het antwoord: ‘Zo is het nu eenmaal’.
  • Per groep wordt een poster gemaakt voor een speciale gelegenheid (een feestdag, het mooiste seizoen van het jaar, Moederdag, kerstmis, enz.). Het materiaal dat in de tas zit kan hiervoor gebruikt worden. Enkel het materiaal uit de eigen tas mag gebruikt worden, er mag dus niets ontleend worden aan de andere groepen. Elke groep krijgt 15 à 20 minuten om de poster te maken.
  • De verschillende groepen stellen hun posters aan elkaar voor en geven toelichtingen. 

Nabespreking

Volgende vragen kunnen de nabespreking sturen:

  • Hoe voelde je je toen je zag dat sommige groepen meer materialen hadden dan je eigen groep?
  • Hoe voelde je je toen je zag dat sommige groepen minder materiaal hadden dan je eigen groep?
  • Op welke manier werd je project beïnvloed door je materiaal, je hulpbronnen?
  • Hoe zou je je gevoeld hebben moest het eindproduct worden beoordeeld, bijvoorbeeld door punten of met een prijs? Zou dat eerlijk zijn geweest? Waarom (niet)?
  • Als andere mensen de posters zouden zien, welke mensen zouden ze dan uitkiezen als de meest getalenteerde? Maken deze posters een echt eerlijke beoordeling van jullie talenten mogelijk?
  • Hoe kunnen jullie de ervaring met deze oefening transfereren naar de klascontext? Geef enkele voorbeelden.
  • Stel dat de eindresultaten afkomstig zijn van verschillende leerlingen uit jouw klas. Wat zal jouw beeld zijn van deze leerlingen op basis van deze posters?
  • Wat is het verband tussen individuele omstandigheden van leerlingen en hun talenten, kennis en vaardigheden? Hoe kun je tegemoet komen aan ongelijkheden in individuele omstandigheden opdat elke leerling zijn talenten, kennis en vaardigheden gelijkwaardig kan ontwikkelen en inzetten?

Mensen zijn vaak geneigd om bij de zelfbeoordeling meer rekening te houden met de ‘omstandigheden’, dan bij de beoordeling van anderen, zeker als er van hun presteren iets belangrijks afhangt. 

Alternatieven en transfer

Transfer

Via deze oefening wordt via  samenwerkend leren Samenwerkend leren besteedt veel aandacht aan de wijze waarop lerenden elkaar waarnemen en met elkaar interageren. Op die manier kan je werken aan statusproblemen van zwakkere lerenden. De grote troef van samenwerken is dat uiteenlopende perspectieven sneller naar voren komen en kunnen leiden tot gezamenlijke opbouw van kennis.  gewerkt aan  multiperspectiviteit Omgaan met diversiteit houdt in dat men zich los kan maken van het eigen perspectief, via verschillende invalshoeken naar zaken kan kijken én zich kan inleven in het perspectief van degenen met wie men in interactie treedt.  en  Onbevooroordeeldheid & non-discriminatie Omgaan met diversiteit betekent dat we ons bewust worden van onze stereotypen en deze zeker niet laten uitmonden in vooroordelen. We gaan anderen beschouwen als individuen en hen onbevangen observeren in een specifieke context. Daarnaast hoeden we ons ervoor om anderen niet te discrimineren.

Creative Commons License