De schooletnograaf

Stageopdracht

Doelstellingen

Zich de competentie multiperspectiviteit eigen maken ( multiperspectiviteit Omgaan met diversiteit houdt in dat men zich los kan maken van het eigen perspectief, via verschillende invalshoeken naar zaken kan kijken én zich kan inleven in het perspectief van degenen met wie men in interactie treedt. ). De subdoelen die hier worden nagestreefd zijn:

  • De student kan verschillende perspectieven herkennen.
  • De student kan verschillende perspectieven innemen.
  • De student kan zich inleven in andermans situatie.

Richtlijnen

Deze opdracht wordt het best gekaderd binnen een observatiestage, dit zowel om de belasting naar de studenten lerarenopleiding als de stagescholen zelf toe te minimaliseren. 

Opdracht

Een etnograaf is iemand die de gebruiken, normen, waarden, relaties en taal van bevolkingsgroepen via nauwkeurige studie in kaart brengt. Hiervoor kunnen verschillende methodes worden gebruikt. Eén ervan is de ‘going native’. Dit houdt in dat de etnograaf gedurende een bepaalde periode gaat leven bij de groep die zij of hij bestudeert. Daarbij legt hij of zij zoveel mogelijk informatie vast door observaties te noteren, filmen en/of fotograferen. Deze participerende observaties worden aangevuld met interviews en informele gesprekken. Ook van deze laatste maakt de etnograaf een neerslag.

Als schooletnograaf probeer je op eenzelfde manier de sociale kaart van een bepaalde klas te schetsen. 

Onderzoeksvragen

Tijdens je etnografische veldwerk voer je onderzoek naar:

  • De sociale relaties en hiërarchieën: zijn er leerlingen die een dominante positie innemen in de klas? Op basis waarvan nemen ze deze positie in? Reikt deze dominante ook buiten de klas, bv. onder leerlingen van andere klassen? Welke leerlingen zijn volgelingen? Welke leerlingen houden zich buiten deze dominante? Hoe kun merkt je dit alles? (Zie ook: status)
  • Subculturen: Zijn er bepaalde kliekjes binnen de klas? Op basis waarvan zijn deze kliekjes gevormd? Houden deze kliekjes ook stand buiten het klasverband (bv. op de speelplaats, tijdens de middagpauze) en buiten het schoolverband (in de vrije tijd)? Wat zijn de voorwaarden om tot de kliekjes te behoren? Wanneer en hoe zijn deze kliekjes ontstaan? Welke kliekjes waren er vroeger? Waarom zijn bepaalde kliekjes veranderd of verdwenen?
  • Wie zijn de leidersfiguren in de klas, welke leerlingen zijn volgelingen, houden zich afzijdig, … Op basis waarvan trek je deze conclusies? (Zie ook: status)
  • Wat is de (sociale, culturele, economische) achtergrond van de verschillende leerlingen uit de klas. In welke mate speelt deze achtergrond een rol in de positie die ze innemen in de klas en de relaties met de medeklasgenoten of andere leerlingen op school? In welke mate zijn relaties klas overschrijdend?
  • Taal, gebruiken, waarden en normen: Wat zijn de ongeschreven regels die gelden in de klas? Dit kan betrekking hebben op taalgebruik onder de leerlingen onderling, omgangsvormen, kledij, houding tegenover de leraar, …. . Op basis wordt status toegekend aan iemand (binnen een bepaalde kliek)?
  • Geschiedenis: Wat zijn belangrijke momenten (bv. ziekte van een leerling) of dynamieken (bv. pestverleden) uit het verleden van de klas die tekenend zijn voor de manier waarop de leerlingen in de klas met elkaar omgaan?
  • Context: Op welke wijze is de context buiten de klas en buiten de school van invloed op de manier waarop de leerlingen in de klas zich gedragen tegenover elkaar?

Methode

Je observeert de leerlingen van een bepaalde klas in zoveel mogelijk contexten: tijdens verschillende lessen en buiten de les. Je neemt interviews af van leerlingen, leerkrachten, graadverantwoordelijken, leerlingenbegeleiding, etc. Indien de leerlingen hiermee akkoord gaan kun je je observaties ook documenteren aan de hand van videopnames, foto’s, etc. Geef in het uiteindelijke resultaat ook weer hoe je te werk bent gegaan en welke moeilijkheden je daarbij hebt ondervonden.

Geef je bevindingen op een originele en aantrekkelijke manier weer. Zoek daar bij naar een mix tussen een weergave die past bij je eigen stijl en de ‘stijl’ of ‘cultuur’ van die klas. Een inspiratie kan eventueel de website www.britkid.org zijn, maar ook andere mediavormen of schrijfwijzen kunnen gebruikt worden in de weergave. Tracht daarbij een soort van verhaallijn te creëren, zonder afbreuk te doen aan de realiteit.

Integreer je eigen subjectieve positie in de etnografische weergave. Beschrijf daarbij hoe je zelf staat tegenover de klas en de verschillende leerlingen en op welke manier deze kijk mogelijk een invloed kan hebben op jouw etnografische interpretatie van de sociale kaart van de klas.

Contact met en toegang tot het veld

Wees helder in de doelen van je onderzoek naar je stagementor toe. Licht je methode en de verschillende stappen toe. Indien nodig licht je dit ook toe naar de stagebegeleiding op schoolniveau.

Pas de verwoordingen van je onderzoek aan, aan de ‘taal’ van de leerlingen van de klas. Daarbij dienen niet alle doelen even helder verwoord te worden indien deze een belemmering kunnen vormen in het natuurlijke verloop van contacten. Daarbij is het echter in geen geval de bedoeling dat je ‘undercover’ gaat. Wees eerlijk over je identiteit als leraar in opleiding die inzicht wil verwerven in de actuele omgangsvormen van jongeren op school. 

Nabespreking

Enkele mogelijke beoordelingscriteria: 

Methode:

  • De student licht de gebruikte methode op een heldere wijze toe.
  • De student bespreekt de ervaringen met het onderzoeksproces en de methodes. Ervaren moeilijkheden en de wijze waarop deze werden aangepakt worden toegelicht.
  • De student geeft blijk van flexibiliteit in het aanpassen van de gebruikte methoden aan de kenmerken van de klas waar hij of zij het onderzoek heeft gevoerd.

Onderzoeksvragen:

  • Via de uiteindelijke weergave geeft de student blijk de sociale relaties en kenmerken van de betreffende klas in de diepte te hebben bestudeerd. Hierdoor is inzicht verworven in de sociale relaties en hiërarchieën, kliekjes, statusrelaties, geldende gebruiken en de invloed van de bredere context op de relaties binnen de klas.

Originaliteit:

  • De student geeft zijn etnografische weergave van de klas op een aantrekkelijke en originele manier weer die aansluit bij zijn of haar eigen capaciteiten en stijl enerzijds en de kenmerken van de klas anderzijds.

Subjectiviteit: 

  • De student geeft in het resultaat weer hoe hij of zij zelf kijkt naar de geobserveerde klasgroep en hoe dit het eigen onderzoek heeft beïnvloed en de uiteindelijke weergave van de klas heeft beïnvloed. 

Alternatieven en transfer

Transfer

  • Via deze oefening werken studenten zowel aan  multiperspectiviteit Omgaan met diversiteit houdt in dat men zich los kan maken van het eigen perspectief, via verschillende invalshoeken naar zaken kan kijken én zich kan inleven in het perspectief van degenen met wie men in interactie treedt.  als  breed observeren Door breed te observeren leer je kijken naar het sociale gedrag van de lerende in verschillende situaties in de klas en in situaties buiten de klas die op het eerste zicht niets met schools leren te maken hebben. Zo blijf je alert voor de aanwezige diversiteit waar je in het didactisch handelen op kunt voortbouwen.
  • Door studenten vrijheid te geven in de vormgeving van het eindproduct wordt ruimte gelaten voor een  veelzijdige & gevarieerde aanpak Deze aanpak komt tegemoet aan de brede ontwikkeling van lerenden, hun diverse individuele leerstijlen, interactiewijzen en meervoudige intelligenties. Door te differentiëren en lerenden afwisselend bloot te stellen aan verschillende didactische- en leermethoden krijgen ze meer kansen om verschillende leervaardigheden en strategieën te ontplooien.
Creative Commons License