Aan status werken

Verruim je blik

Doelstellingen

Verschillende opties exploreren om aan status te werken:

  • Acties om leerlingen met een lage status meer te betrekken.
  • Acties om de hoge status van bepaalde leerlingen zo in te zetten dat ook leerlingen met een lage status de kans krijgen hun status te verhogen. 

Timing



Kort (deel van een lesuur)

Richtlijnen

Met wie?

  • De voorgestelde werkvorm is gebaseerd op de werkvorm ‘mentor-en-pupil’. Daarbij worden groepen gevormd van twee.
  • Deze oefening kan ook individueel gemaakt worden. Dan verliest men echter de meerwaarde van het  samenwerkend leren Samenwerkend leren besteedt veel aandacht aan de wijze waarop lerenden elkaar waarnemen en met elkaar interageren. Op die manier kan je werken aan statusproblemen van zwakkere lerenden. De grote troef van samenwerken is dat uiteenlopende perspectieven sneller naar voren komen en kunnen leiden tot gezamenlijke opbouw van kennis. .

Voorbereiding

Opdracht

1. Vorm duo’s. Binnen elk duo is 1 iemand de mentor en de andere persoon de pupil.

2. Voer de taken uit die bij jouw rol horen:

A) De MENTOR neemt bronnenkaarten ‘Kijken naar status’ en ‘Werken aan status’ door.

B) De PUPIL denkt aan een klas waar hij/zij stage loop of aan een eigen klas uit het middelbaar, lager of kleuteronderwijs (afhankelijk van de onderwijsvorm waar je zelf les zult geven).

  • Wie waren de leerlingen met ‘lage’ of ‘hoge’ status? Indien je het moeilijk hebt met dit begrip kun je bijkomende  uitleg vragen aan de mentor. Tracht echter eerst voor jezelf uit te maken wat dit begrip kan inhouden.
  • Hoe ging de leraar om met deze lage en hoge statussen? Vond je dit een geschikte manier om met status om te gaan in de klas?
  • Wat zou jij doen om:
    • De status van leerlingen met een lage status te verhogen?
    • De status van leerlingen met een hoge status adequaat in te zetten zodat ook lage-status-leerlingen de kans krijgen hun status te verhogen?
  • Maak een lijst van mogelijk acties die je zou kunnen ondernemen. Betrek, indien nodige, elementen uit de preventiepiramide.

3. De  pupil legt zijn of haar bevindingen voor aan de mentor. De mentor geeft hierop bijkomende raad aan de pupil. Samen komen ze tot enkele mogelijke acties die kunnen ondernomen worden om te werken aan status in de betreffende klas.

4. Tot slot kunnen de voornaamste bevindingen klassikaal worden voorgesteld.

Nabespreking

  • De voornaamste bevindingen kunnen klassikaal worden voorgesteld. Onenigheden hieromtrent kunnen worden ondernomen.
  • Klassikaal kan een inventaris worden opgesteld van mogelijke acties die kunnen worden ondernomen om aan status te werken. 

Alternatieven en transfer

Alternatieve werkvormen

Alternatieve toepassingen

  • Deze oefening kan ook het onderdeel uitmaken van een observatie-opdracht in het kader van de stage. Daarbij kan de student zowel individueel als via de mentor-pupil werkvorm zijn of haar observaties bespreken en op zoek gaan naar mogelijke acties om te werken aan status.

Transfer

  • Kijken naar status en werken aan status vormen een wezenlijk onderdeel van breed observeren en evalueren. Ook als lerarenopleider kunt u zelf de oefening maken om te kijken naar de statusrelaties die aanwezig zijn binnen uw lesgroepen. Hierbij kunt u, al dan niet samen met studenten of andere collega’s, nadenken over de wijze waarop u kunt werken aan deze statusverschillen (via het gebruik van activerende werkvormen, werken met rollen, de inrichting van het lokaal, peer-tutoring, …).
  • Door authentieke casussen te bespreken wordt de leefwereld verbreed ( leeromgeving verbreden De potentiële diversiteit aan ervaringen, interesses, leefsferen en competenties die je bij de leerlingen kan aanboren, wordt veel groter als je het leren laat plaatsvinden in een authentieke context in confrontatie met 'echte' problemen, als je met verschillende klassen en leeftijdsgroepen kunt werken of als je de leer- en leefomgeving ook opentrekt tot buiten de school. ). Doordat men deze in groep gaat bespreken kunnen meerdere perspectieven gedeeld worden wat  multiperspectiviteit Omgaan met diversiteit houdt in dat men zich los kan maken van het eigen perspectief, via verschillende invalshoeken naar zaken kan kijken én zich kan inleven in het perspectief van degenen met wie men in interactie treedt. breed observeren Door breed te observeren leer je kijken naar het sociale gedrag van de lerende in verschillende situaties in de klas en in situaties buiten de klas die op het eerste zicht niets met schools leren te maken hebben. Zo blijf je alert voor de aanwezige diversiteit waar je in het didactisch handelen op kunt voortbouwen.  en  leren-van-elkaar We creëren onder invloed van onze interactie met anderen actief nieuwe referentiekaders en stellen de bestaande voortdurend bij. Essentieel hierbij is een basishouding van reflectie en zelfkritiek, zowel op ons zelf als op tradities, verworvenheden, normen en waarden van de groepen waartoe we behoren.  bevordert.
  • Omdat de mentor en pupil elk een verschillende rol krijgen toebedeeld wordt bijkomende heterogeniteit ( heterogene groepsvorming Interactie in heterogene groepen vergroot de kansen op leren omgaan met diversiteit en de sociale spanningen die daaruit voortvloeien: de verschillen zijn groter en veelzijdiger en er moet meer worden onderhandeld. ) gecreëerd. Dit verhoogt de mogelijkheid tot  leren-van-elkaar We creëren onder invloed van onze interactie met anderen actief nieuwe referentiekaders en stellen de bestaande voortdurend bij. Essentieel hierbij is een basishouding van reflectie en zelfkritiek, zowel op ons zelf als op tradities, verworvenheden, normen en waarden van de groepen waartoe we behoren. .
Creative Commons License